Schijnbaarheid van de lijn <<<

“Bij onze geest ligt er vóór het Ik niets anders dan schijnbaarheden, neigingen” (Maine de Biran)

Elf evenwijdige lijnen: een eenvoudig geschenk, het leven in zijn jeugd, alle wegen zijn te nemen.

Een kubus: twaalf lijnen die elkaar ontmoeten en een gesloten ruimte vormen, een ruimte met een hang naar overschrijding.

Ik zie haar recht voor me zitten: het lijf verweven met de lenige lijnen van de ruime kledij: klein in de donkere stoffen, het hoofd blond van huid en haar, grote heldere ogen, licht groen-grijs, een weelderige paardenstaart die langs het linker oor stroomt en uitwaaiert op de schouder: schoonheid zonder kunstgreep.

Haar beeldhouwwerk articuleert de witte wand achter haar. In de ruimte ingeschreven lijnen, lijnen die na benadering vormen worden. Elf lijnen, die zich in een lange litanie ordenen, een gezang dat het onderzoek van zijn mogelijkheden varieert, een zoektocht hernieuwd bij elke verwezenlijking.
En mijn kijken dat de evenwijdige eenvoud had bereikt verliest onwaarneembaar zijn zekerheden om zichzelf ondergedompeld te zien in een verwikkelde oneindigheid vol boeiende overgangen.
Gaat het over de ontvouwing aan zichzelf van de wereld; is dit het ogenblijk dat men de onmacht haar te begrijpen, haar toe te eigenen, gaat beseffen en dat men het geheim ervan andermaal te lijf gaat door steeds meer verfijnde aanvallen te verzinnen? En nadert dit werk een bevrijdende epifanie?

Wanneer ik haar zie,  wanneer ze met me praat, kan ik geen genoegen nemen met de simpele verklaring van een verstandelijk spel, een zuiver genoegen om de plastische mogelijkheden van het uitgangsgegeven samen te stellen en uit te breiden.
Bij deze geregelde en gezuiverde uitwerking, bij dit onderzoek van de variant die in zijn verschijning vrij is van zielentoestanden zal een scherp gehoor de hartstocht van het ondervragen waarnemen en het geluidloos en onzichtbaar horen rondgaan.

In de wel geordende werkplaats – waar ze voor me thee schenkt en waar ik door het raam de rechte, sombere en vage lijn van een Zaans kanaal de ruimte van de grijze hemel kan zien benaderen – deze scherpe behoefte van het menselijke wezen om voor zichzelf door te denken tot aan de uiterste grens; de angst te bezweren en zich één te hervinden in de oneindigheid van het ik.

“Mens zijn betekent zichzelf voelen…als een menigvuldigheid van schijnbaar zijn, en kunstenaar zijn betekent dit schijnbare opnemen in het bestaan” (Thibaudet)

Colette Noël, kunsthistoricus
Bergen 26 juli 2000
 
Vertaling vanuit het Frans: Willem Dijkhuis

<<<